Hoe voelen mijn buren zich in de Hoge Nieuwstraat, binnenstad van Dordrecht? Ziet hun leven er nu anders uit? Frits Baarda is het ze zelf gaan vragen, met een microfoontje aan zijn oude vishengel
Journalist Frits Baarda

DORDRECHT. Corona is ongezien mijn straat binnengeslopen. Wat doet het virus met mijn buren in de Hoge Nieuwstraat, Dordrecht? Ik verzamel hun verhalen en maak een foto. Portret van een gewone straat in ongewone tijden.

 

Henk den Engelsen, 59 jaar, restauratie-timmerman, zzp’er, 10/5/2020

De achterdeur

‘Vier jaar geleden kwam ik in deze straat wonen, maar ik wist nog niet dat ik op een paar meter van mijn huis zo’n geweldige klus zou vinden. Dat ik als timmerman bij de buren aan het werk zou gaan is puur toeval. Een bevriende timmerman stond er alleen voor en beval me bij de architect aan. De ramen en deuren waren te groot om in zijn eentje te plaatsen, vreesde hij. In de herfst van 2018 ben ik in het gigantische pand begonnen, dus ik werk er al flink lang.

Het pand loopt van de Nieuwe Haven tientallen meters door tot aan de Hoge Nieuwstraat. De opdrachtgever wilde er een woonhuis van maken. Hij heeft een duidelijk visie hoe het moest worden: uiterst zorgvuldig gerestaureerd, met de beste materialen. Uitsluitend kwaliteit. De eerste indruk na binnenkomst was overweldigend. Ik heb nog nooit aan een pand gewerkt van die omvang en met zoveel schoonheid. En dan die ligging aan de haven!

Nooit is me de moed in de schoenen gezakt, ondanks het vele werk. Ik moest alle houtwerk herstellen en vervangen, de ramen gaanbaar maken en schuifsystemen verwisselen. Verder maakte ik frames voor wandbespanning, heb ik metsel- en staalwerk gedaan, zelfs schoorsteenkappen gemaakt en deurkozijnen geplaatst. Gelukkig was ik niet in mijn eentje, op het hoogtepunt waren vijf collega-timmerlieden aan het werk.

Vóór de coronatijd verliep alles zoals het hoorde. Er waren loodgieters, elektriciens, wandbespanners en restauratieschilders – we waren met zovelen en toch liepen we elkaar niet in de weg. De sfeer was nog goed, ook op het laatst toen we met z’n allen beneden werkten. In de bouw werk je namelijk globaal van het dak naar de grond.

Maar toen brak de coronatijd aan. In mijn werk veranderde niet veel, maar er gebeurde wel iets anders. Bij mij sloeg een soort angst toe, noem het onzekerheid. Er liepen allemaal losse partijtjes rond, eenmanszaakjes. Er was geen overall beleid met afspraken over hygiëne en veiligheid. Over verdeling van zeeppompjes, toiletten of wasplekken werd niets gezegd. Dat heb ik eerlijk gezegd gemist. Ik deed zelf wel aan die anderhalve meter en ik waste vaak mijn handen. Maar ja, doen anderen dat ook? Dan sta je daar een zware achterdeur erin te hangen, loodzwaar, dat kan je alleen maar met z’n tweeën.

Op een gegeven moment kwam er een voeger uit Brabant. Die vertelde dat zijn vader met corona in het ziekenhuis lag. Zelf nam hij geen enkele maatregel in acht, het leek hem niets te kunnen schelen. Een van de schilders heeft toen het voortouw genomen: jongens, we moeten afspraken maken, om hier met goed fatsoen te kunnen blijven werken.

Het is gelukkig goed gegaan, het project is bijna klaar. Nog een paar dagen werk, daarna moet ik hooguit een enkele losse deurklink vastzetten. Dan kan ik definitief naar huis en nieuw werk zoeken. Ik kijk terug op een geweldige periode. Het was voor mij een once-in-a-lifetime-project. De inrichting mag dan mijn stijl niet zijn, het is toch prachtig geworden. Ik voel zoiets als trots, dat ik hieraan mocht meewerken.’

Deze serie komt tot stand met steun van het Regionaal Archief Dordrecht.