Hoe voelen mijn buren zich in de Hoge Nieuwstraat, binnenstad van Dordrecht? Ziet hun leven er nu anders uit? Frits Baarda is het ze zelf gaan vragen, met een microfoontje aan zijn oude vishengel
Journalist Frits Baarda.

DORDRECHT. Corona is ongezien mijn straat binnengeslopen. Wat doet het virus met mijn buren in de Hoge Nieuwstraat, Dordrecht? Ik verzamel hun verhalen en maak een foto. Portret van een gewone straat in ongewone tijden.

 

Sandra van der Mijle, 48 jaar, moeder en mede-eigenaar kinderdagverblijf en naschoolse opvang ’t Stadstuintje, 10/5/2020

‘t Stadstuintje

‘De eerste persconferentie was al spannend. Ik weet nog goed, op 12 maart stond ik op het schoolplein met de telefoon tegen mijn oor naar Mark Rutte te luisteren. Mijn zoon Thijs kwam net naar buiten hollen, toen de premier vertelde dat kinderdagverblijven nog niet hoefden te sluiten. Maar hoe moest dat dan in hemelsnaam met ons ’t Stadstuintje? Corona was overal, met die kinderen over de vloer en afwisselend hun moeders en vaders! Het had een opluchting moeten zijn, het werd een zorg.

Toen nam de maatschappelijke druk toe om scholen te sluiten. Op een zondagavond zat ik bij mijn compagnon Anyal samen voor de tv, klaar voor de tweede persconferentie. En ja hoor, alle scholen en kinderdagverblijven moesten sluiten, en zelfs per direct. De volgende ochtend al! We hebben elkaar eerst een kwartier aan zitten staren. Ik wist even niets te zeggen, noem het gerust lichte paniek.

We moesten sluiten, maar tegelijk voor noodopvang zorgen. Voor kinderen van ouders die werken in vitale sectoren. Alles regelen, in één avond! De volgende ochtend om zeven uur stonden de eerste kinderen voor de deur. Anyal en ik besloten direct naar kantoor te gaan. Daar hebben we een brief geschreven aan alle ouders. Je hoopt maar dat iedereen het direct leest en begrijpt. Daarna volgden zeven spannende weken. De eerste tijd was het chaos, spitsroeden lopen. Keuzes maken op basis van niets en slechte opties uitsluiten. Langzaam kwam er orde in de chaos. Het ging beter doordat we de drie vestigingen terug brachten tot één, aan de Varkenmarkt.

In de zeven jaar dat ik dit werk doe, heb ik zoiets ingrijpends niet eerder meegemaakt. Hiervoor werkte ik in het familiebedrijf Van der Mijle, gespecialiseerd in natuursteen. Het werk bestond onder meer uit offertes uittikken en klanten ontvangen. Maar na de geboorte van Thijs, elf jaar geleden, wilde ik iets anders met mijn leven. Het opzetten van een kinderdagverblijf was het eerste wat in me opkwam. Ik kon er werken met kinderen, waar ik zo dol op ben.

Maar voor mij is ‘t Stadstuintje ook een onderneming. Gelukkig groeide het als kool en kwamen er drie vestigingen. Per week komen er zo’n 180 kinderen over de vloer. En dan hebben we 26 medewerkers op de payroll staan en dat is best veel.

Het ging goed tot 12 maart, daarna werd alles onzeker. Het bedrijf is nog jong, konden we overleven? Mijn medewerkers zijn mijn grootste goed. Wat als ze niet meer terugkomen? Dan heb ik geen kinderdagverblijf meer! Van nature ben ik optimistisch, maar naar de heropening op 11 mei heb ik met gemengde emoties uitgekeken. Er kwamen dreumesen binnen, die we voor het laatst als baby hebben gezien. Hele fasen van kinderen hebben we gemist. Gelukkig waren vrijwel alle kinderen er weer.

Toch is er die onzekerheid, want ondanks alle hygiënemaatregelen ben ik bang dat er leidsters besmet raken. Dat ze niet meer kunnen en willen werken, en we de zaak moeten sluiten. Maar nee, ik moet optimistisch blijven, ‘t Stadstuintje moet weer een feestje worden voor de meiden en de kinderen.’

Deze serie komt tot stand met steun van het Regionaal Archief Dordrecht.