Hoe voelen mijn buren zich in de Hoge Nieuwstraat, binnenstad van Dordrecht? Ziet hun leven er nu anders uit? Frits Baarda is het ze zelf gaan vragen, met een microfoontje aan zijn oude vishengel
Journalist Frits Baarda

DORDRECHT. Corona is ongezien mijn straat binnengeslopen. Wat heeft het virus gedaan met mijn buren in de Hoge Nieuwstraat, Dordrecht? Ik ben het ze zelf gaan vragen. Met een microfoontje aan mijn oude vishengel verzamel ik hun verhalen. En maak een foto. Portret van een gewone straat in ongewone tijden.

Jerzy Vletter, 18 jaar, leerling programmeren, mavo-mbo Da Vinci College, 3/5/2020Tijdsbesef

‘Ik heb vastgesteld dat ik lui ben geworden. Normaal moest ik naar mijn school fietsen en weer terug. Nu ben ik hele dagen thuis, waar ik via een computer onderwijs volg. Laatst moest ik onze kerstboom in stukken zagen, die er nog lag. Daarna was ik echt moe. Corona gaat duidelijk ten koste van mijn conditie.

Structuur en vastigheid zijn goed voor me, ik heb het syndroom van Asperger, een vorm van autisme. Nu de vaste tijden van school wegvallen, is alles anders. Ik trek me steeds meer terug en kom nog weinig buiten. Ik ga laat naar bed, soms diep in de nacht, en slaap langer dan normaal. Mijn dagen worden korter. Het slaapritme bestaat voor mij eigenlijk niet meer, dag en nacht lopen door elkaar. Je tijdsbesef is uit het raam gegooid.

Ik ben veel in mijn eigen kamer. Met mijn moeder en twee jonge zusjes, van zeven en zeventien jaar, woon ik in een verbouwd pakhuis. Het is bij ons thuis over het algemeen gezelliger dan dat het vervelend is. Uiteraard zit je met corona wat meer op elkaars lip. Meestal is de sfeer goed, maar toch heb je vaker een ruzietje over dingen. En dan is het even echt irritant. Dan hebben mijn oudste zus en ik ruzie, en dat slaat weer over naar de jongste, omdat die het gedrag nadoet, en dan is er eventjes een nare sfeer. Maar uiteindelijk komen we er weer uit.

Het is ook broer en zus-gedrag, onze ideologieën kunnen fel tegenover elkaar staan. Ik ben een teruggetrokken persoon, mijn oudste zus is juist heel uitgaand, ze gaat vaak naar feestjes. Als ik thuis achter de computer zit, om te gamen, wil ze op haar eigen moment aan schoolwerk beginnen. Maar dan is bij ons thuis heel het internet overloaded. Gelukkig zijn we eruit gekomen door afspraken te maken.

Doordat we meer thuis zijn, is de spanning zeker toegenomen. En toch heb ik geconstateerd dat de band binnen het gezin sterker is geworden. We komen meer over elkaar te weten. Je leert elkaars fouten beter begrijpen, waar alles vandaan komt. In het begin voelde ik ook bangheid. Oh god, het virus kan ook bij ons thuis komen! Dadelijk vang ik het op. Later werd dat minder. Ik ben nog steeds bezorgd om mijn kleine zusje. Ze kan ziek worden, stel dat het hier dodelijk afloopt.

Ik denk anders dan de meeste jongeren, die het virus flauwekul vinden. Gisteravond zag ik twee meiden roken, op nog geen meter van elkaar. Ik dacht: neem afstand, doe eens een beetje research. Ze moeten niet gaan huilen, als ze het coronavirus krijgen.

In de games die ik speel, is het virus nog afwezig. Hoe langer we in lockdown zitten, hoe meer ik spelletje doe die de echte wereld repliceren, zoals Eve-online. Daar voel je nog even de vrijheid die er was. Ik beheers zeker de techniek om een game over een gevaarlijk virus te kunnen maken. Maar de wereld verandert zo snel, dat het te lang duurt voordat je zo’n game op de baan hebt lopen. Tegen die tijd is er misschien een robot die mijn taak al heeft overgenomen.’

Deze serie komt tot stand met steun van het Regionaal Archief Dordrecht.