Waarom heeft Dordrecht geen J.E. Voetstraat? Wel een Bilderdijkstraat, een Ten Catestraat, een Bosboom-Toussaintstraat, een Betje Wolffstraat enzovoort, maar er is geen straat genoemd naar Voet, terwijl dat toch een 18e eeuwse, Dordtse dichter was die tot op de dag van vandaag zijn sporen heeft verdiend en wiens werk in sommige kringen nog springlevend is. Voet, voluit Johannes Eusebius Voet, is namelijk de grote man achter de psalmberijmingen van 1773, van de honderdvijftig zijn er maar liefst tweeëntachtig van zijn hand. Ze worden nog steeds in de wat meer bevindelijke kerken in Nederland gebruikt. Vorig jaar werd op initiatief van het Documentatie- en Kenniscentrum Augustijnenhof herdacht dat het tweehonderdvijftig jaar geleden was dat de psalmberijmingen verschenen.

De in 1706 in Dordrecht geboren Voet was naast psalmberijmer ook auteur van stichtelijke gedichten en lofzangen. Hij volgde in Dordrecht de Latijnse school, gevestigd in wat nu filmtheater De Witt is, studeerde vervolgens verder in Deventer, promoveerde in de geneeskunde in Leiden en vestigde zich daarna als arts in zijn geboortestad. Daar werd hij tevens luitenant bij het vierde vendel van de burgercompagnieën en inspecteur voor Holland-Zuid van ‘s lands ‘gemene middelen en recht’, zeg maar belastinginspecteur. Voor die baan vertrok hij in 1760 naar Den Haag, maar hij hield wel zijn huis op de Voorstraat aan en bleef in Dordt geregistreerd als arts.

Voet was een veelzijdig man, want evenals zijn vader was Johannes (Janus in zijn tijd op de Latijnse school) zeer geïnteresseerd in insecten. Hij bestudeerde tal van natuurhistorische collecties en begon in 1769 aan een drietalige studie (in het Latijn, Frans en Nederlands) over kevers. Dat boek werd de Catalogus Systematicus Coleopterum, een unieke studie, verlicht met 105 kopergravures, waarvan zich nog een exemplaar bevindt in de bibliotheek van de Radboud Universiteit. Zelf heeft hij de publicatie niet meer meegemaakt. Hij overleed in 1778, het boek verscheen pas in 1806.

Voet is een man die zijn sporen wel heeft verdiend, maar een J.E. Voetstraat heeft hij in zijn geboortestad niet. Een bekend spreekwoord luidt: een profeet wordt nooit in eigen land geëerd. Misschien dat Dordrecht daarom zo benepen is met het vernoemen van straten naar schrijvers van eigen bodem, hoewel dat voor kunstschilders minder telt, die hebben bijvoorbeeld een stuk van de Singel, voorwaar geen geringe straat, voor hun naam of zelfs een eigen straat, maar dat waren dan ook veelal leerlingen van Rembrandt. Bovendien wordt de schilderkunst in Dordrecht nog altijd hoger aangeslagen dan de letteren. Zo scheepten we Top Naeff af met een pad in de buurt van Villa Augustus, Kees Buddingh’ met een onooglijk achterafpleintje tussen de Groenmarkt en de Varkenmarkt en Jan Eijkelboom met een steeg, hoewel ik daar geen kritiek op heb. Die steeg loopt langs het Dordrechts Museum, waar Jan zich sterk mee verbonden voelde en de familie had daarom volkomen vrede met deze vernoeming. Maar nu Voet, ik ben benieuwd of ik de straatnamencommissie op een idee heb gebracht.