(Zelfportret jonge Cuyp) . Aelbert Cuyp bekleedde diverse bestuurlijke en kerkelijke functies en behoorde tot de gegoede burgerij van zijn woonplaats Dordrecht. Na 1665 schijnt hij niet meer geschilderd te hebben.

DORDRECHT. (zowel de voor- als de achternaam kent enkele varianten) werd geboren te Dordrecht op 20 oktober 1620 en daar hervormd gedoopt. Hij werd ‘bij nacht’ (dat is: deftig) begraven op 15 november 1691 in de Augustijnenkerk te Dordrecht in graf nummer 17. Hij was het enige kind uit het op 13 november 1618 te Dordrecht gesloten huwelijk tussen Jacob Gerritsz Cuyp (1594-1652), kunstschilder en Aertken Cornelisdr van Cooten (circa 1595-1654), afkomstig uit Utrecht. Na zijn huwelijk ging Jacob over tot de Waalse kerk en was daar diaken en ouderling. Op 14 juli 1658, trad Aelbert in de Augustijnenkerk te Dordrecht in het huwelijk met de vermogende weduwe Cornelia Bosman (1617-1689). Uit dit huwelijk werd op 4 december 1659 hun enige kind, dochter Arendina geboren. Zij werd gedoopt op 10 december 1659 en is begraven op 2 juli 1712. Cornelia bracht drie kinderen mee uit haar eerste huwelijk met de Dordtse regent en schepen Johan Jacobsz van de Corput (1609-1650).

Aelbert Cuyp was kunstschilder, tekenaar en graveur en een van de belangrijkste schilders van riviergezichten en landschappen uit de Gouden Eeuw. Zijn schilderijen laten meestal een vredige, zondoorschenen wereld zien. Het ‘Hollands licht’ zoals Cuyp dat vastlegde, bracht nog tot in het eerste kwart van de twintigste eeuw kunstschilders uit vele landen naar Dordrecht. Zijn tekeningen tonen hem als een uitmuntend tekenaar. De naam Cuyp is onverbrekelijk met de stad Dordrecht verbonden. Hij woonde en werkte er zijn hele leven.

Aelbert Cuyp stamt uit een geslacht dat een aantal belangrijke kunstschilders heeft voortgebracht. Over zijn leven is weinig bekend, zoals blijkt uit de biografie van Arnold Houbraken (1660-1719) in zijn De groote schouwburg der Nederlantse konstschilders en schilderessen. Houbraken en Cuyp moeten elkaar hebben gekend. Ook Van Eynden en Van de Willigen melden in hun Geschiedenis der vaderlandschen schilderkunst dat zij ‘niet geslaagd zijn in het opsporen van naauwkeurige berigten van Cuijp’s levensbijzonderheden’.

Video: REDRUMbureau

Zijn geboortehuis stond waarschijnlijk nabij de Blauwpoort. Het gezin van Jacob Gerritz Cuyp verhuisde na de geboorte van Aelbert al snel naar een huis aan de Nieuwbrug genaamd ’t Lant van Belofte, later Samsom geheten. Dit huis is afgebeeld door Johannes Rutten (1834). Cuyps loopbaan werd voornamelijk bepaald door de belangrijke plaats die zijn familie geruime tijd in het kunstleven in Dordrecht innam. Zijn grootvader, Gerrit Gerritz Cuyp (circa1565-1644) glazenmaker, glasschilder, grof-en fijnschilder, afkomstig uit Venlo, was sinds 19 januari 1585 lid van het Dordtse Sint-Lucasgilde en vestigde zich dus al zeer jong in Dordrecht. Zijn zoon, Jacob Gerritsz Cuyp (1594-1652), de vader van Aelbert, was vooral portretschilder. Jacobs leermeester was Abraham Bloemaert (1566 -1651). Jacob Gerritz Cuyp trad op 18 juli 1617 toe tot het Sint Lucasgilde in Dordrecht. Hij leidde vele leerlingen op van wie zijn zoon Aelbert Cuyp en Ferdinand Bol (1616-1680) de bekendste waren. Tenslotte was er nog Aelberts oom Benjamin Cuyp (1612-1652), zoon uit het tweede huwelijk van Gerrit Gerritz, die zich toelegde op het schilderen van herbergtaferelen, religieuze voorstellingen en landschappen.

Het schildersvak heeft Aelbert Cuyp geleerd op het atelier van zijn vader. Vader en zoon werkten na de leertijd van Aelbert nauw samen. Soms werkten ze samen aan eenzelfde schilderij. Het landschap werd door Aelbert geschilderd, de figuren door Jacob. In 1637 werden de voorwaarden voor de samenwerking tussen vader en zoon notarieel vastgelegd. Jacob voedde zijn enige zoon rechtzinnig op: in het ‘ware geloof’. Houbraken noemt Aelbert dan ook een vrome calvinist en van ‘onbesproken gedrag’. Kerkelijk gezien voelde de familie Cuyp zich sterk verbonden met de contraremonstranten.

Cuyps vroege werk laat de invloed zien van Jan van Goyen (1596-1656). In de jaren veertig van de zeventiende eeuw ontwikkelde hij een eigen stijl, mede onder de invloed van ‘italianisant’ Jan Both (circa1615-1652) uit Utrecht. Both bracht ‘het licht mee uit Italië’, na zijn reis naar Rome (1641). Onzeker is of Cuyp bij hem in de leer geweest, maar Both heeft hem in elk geval beïnvloed. Cuyp ontving vele opdrachten van vooraanstaande families, meestal voor portretten, hoewel dit niet zijn sterkste kant was. De portretten werden soms verwerkt in jachttaferelen. Aelbert schilderde regelmatig personen uit aristocratische families die paardrijden of jagen. Bekend in dit kader zijn de portretten van Michiel Pompe van Slingelandt en Michiel en Cornelis Pompe van Meerdervoort. De wereld van Cuyp is opvallend ‘heel’: ruïnes, vervallen schuren, bouwvallige boerderijen en dergelijke zijn in zijn werk vrijwel geheel afwezig. Hij had een buitengewoon talent om atmosferische elementen vast te leggen zoals zonlicht, wolken, avondrood, onweer en storm. Zijn werk vond gretig aftrek onder de Dordtse patriciërs, maar ook belastinggaarder en kunstverzamelaar Aert Teggers (1637-1689), bouwde een grote collectie op van werk van grootvader, vader en zoon.

In het voetspoor van Jan van Goyen ondernam Cuyp in 1642 een studiereis en bezocht onder meer Den Haag, Leiden, Rhenen, Utrecht en Arnhem. In 1651 en 1652 ondernam hij een tweede reis maar nu meer naar het oosten, waarbij hij Nijmegen, Elten, Emmerik, Kalkar en Kleef bezocht. De reizen inspireerden hem en ze leverden een groot aantal tekeningen en schilderijen op.

Na zijn huwelijk in 1658 is Aelbert aanvankelijk bij zijn vrouw ingetrokken die met haar kinderen een huis in de Hofstraat bewoonde om in 1663 met zijn gezin een woning te betrekken aan de Wijnstraat tegenover de Wijnkoperskapel (later Engelse kerk), gelegen tussen Nieuwbrug en Wijnbrug, aan de westzijde van de Wijnstraat. In datzelfde jaar kocht Cuyp nog een huis aan de Wijnstraat tegenover de Schrijversstraat waarvan het gebruik nooit duidelijk is geworden. Wellicht diende het als atelier. Zijn echtgenote Cornelia Bosman was zeer godsdienstig en stamde uit een contraremonstrantse patriciaatsfamilie. Zij was de kleindochter van Franciscus Gomarus (1563-1641), hoogleraar theologie te Leiden en leider van de contraremonstranten tijdens de Synode van Dordrecht (1618-1619). Cornelia was geen grote liefhebster van de schilderkunst. Door zijn huwelijk met een vermogende echtgenote was de noodzaak tot schilderen als broodwinning voor Cuyp komen te vervallen.

Nadat hij zijn schilderscarrière na zijn huwelijk vrijwel had opgegeven werd hij actief in de kerk en in de rechtspraak. Hij was diaken in 1660 en 1661, ouderling van 1672 tot 1674 en zeer waarschijnlijk ook van 1649 tot 1651. Vanaf 1673 was hij regent van het Heilig Geest- en Pesthuis ter Grote Kerk.  Ook vervulde Cuyp een functie in de rechtspleging als lid van de Hoge Vierschaar van Zuid-Holland (1679-1682). In dit rechtscollege hadden ook niet-juristen zitting.

Aelbert Cuyp bleef in de zeventiende eeuw buiten Dordrecht vrijwel onbekend. Na zijn overlijden was hij binnen enkele decennia vergeten, maar aan het einde van de achttiende eeuw werd hij met name in Engeland herontdekt. Begin negentiende eeuw groeide de belangstelling voor zijn werk enorm. Niet in de laatste plaats doordat de Engelse koning George IV (1762-1830) zijn werk verzamelde. Veel van zijn schilderijen bevinden zich thans in Engeland. Aelbert Cuyp is beter vertegenwoordigd in Britse musea en Britse particuliere verzamelingen dan in Nederlandse. Rond het begin van de negentiende eeuw was er vrijwel geen doek van zijn hand meer in Nederland te vinden. Tussen 1800 en 1850 werd op de kunstmarkt voor een Cuyp meer betaald dan voor een Rembrandt.

Een aantal eerder aan Cuyp toegeschreven werken bleek bij nader onderzoek van de hand van Abraham Calraet (1642-1722). Deze signeerde veelal met ‘AC’, dezelfde initialen als die van Cuyp. Behalve problemen ontstaan door de gebruikte signatuur is er nog het probleem van het gebrek aan datering. Men heeft geen bevredigende chronologie van Cuyps werk kunnen vaststellen.

Vernoemingen e.d.
Singel (Albert Cuyp) te Dordrecht (en vele andere steden).
De Albert Cuypmarkt aan de Albert Cuypstraat in Amsterdam is wellicht de bekendste markt van Nederland.
‘Bollenstandbeeld’ door Maria Roosen (1957) ter ere van Aelbert Cuyp. Oorspronkelijk geplaatst op de hoek van het Bagijnhof en de Johan de Wittstraat in 2013 verplaatst naar de Vriesestraat te Dordrecht.

Bronnen en literatuur
NNBW, deel 7, p. 346.
Van der Aa, BWN p. 945.
A. Houbraken, De groote schouwburg der Nederlantse konstschilders en schilderessen, 3 delen, deel 1, p. 249 (’s-Gravenhage 1718-1721).
Van Eynden en Van de Willigen, Geschiedenis der vaderlandschen schilderkunst, deel 1, p. 382-389 (Haarlem 1816-1842).
S. Reiss, Aelbert Cuyp (Boston/New York 1975).
W. Veerman, J.M. de Groot, J.G. van Gelder, Aelbert Cuyp en zijn familie, schilders te Dordrecht (Dordrechts Museum 1977).
P. Marijnissen e.a., De zichtbare werelt, schilderkunst uit de Gouden Eeuw in Hollands oudste stad (Zwolle/Dordrechts Museum 1992).
Arthur J. Wheelock e.a., Aelbert Cuyp (Washington 2001).
S. Paalberg (red.), Jacob Gerritz Cuyp 1594-1652 (Dordrechts Museum 2002).

Roel Leentvaar