Kees Klok docent Nederlands en Geschiedenis, Dordts auteur en dichter, beheerder van een interessante website http://kees-klok.blogspot.com/ bundelde zijn dagboeken 1984-1986 onder de titel: Van chagrijn worden de leukste gezichten lelijk (uitgeverij Liverse).
Ik kocht het boek uit sympathie, Dordtse schrijvers moet je steunen (zo kocht ik ook Kees Voorbij’s De Kunstdood) maar met lage verwachting. Wat kan het dagboek van een middelbareschool leraar met een paar buitenlandse reisjes nu opleveren? Sjonge wat viel dat mee. Anders dan bij Voorbij kon ik het boek niet goed wegleggen. Op de een of andere manier vertelt Kees zijn dagelijkse belevenissen zo slim dat je gaat meeleven met hoest, zijn jeuk, zijn hoofdpijn, zijn lekkend dak, zijn katers, zijn chronisch geldtekort, zijn teleurstelling als een manuscript geweigerd wordt, zijn ergernissen over het rampzalige fusieproces bij de school waar hij les geeft. Zelfs zijn belangstelling voor ‘aardige meisjes’ ga je delen.
Misschien is dat wel de sleutel: de tobber, de schlemiel, de eeuwige underdog, die lijdt onder al zijn pijnen en pijntjes, maar die zijn ongein zelf bespot en kringetjes spuugt in het water dat hem tot de lippen staat.
Humor redt hem van de vertwijfeling. En drank. Zijn lever moet de afmetingen hebben van een volwassen comodovaraan, het dagboek is doordrenkt van jenever, bier en whisky. Ja er zijn ook sigaartjes. Een dichtbundel moet Tuitknak gaan heten. Maar ook de literatuur komt langs. Ondanks geldgebrek schaft hij zich steeds maar weer dure werken aan, vaak Engelstalig, want Kees is Anglomaan en studeert kunstgeschiedenis dus zijn kostbare plaatwerken verplicht, al heeft hij geen rib in het lijf meer over.
Ondertussen krijg je toch ook een aardig beeld van zijn vriendenkring en het Dordtse literaire leven in de jaren 80. Bekenden als Wim de Vries, Kees en Stientje Buddingh’ komen langs evenals zijn bentgenoten Herbert Bos, Lupius (Gerrit Wolf), Ton van Dalen, Han van Gorkum en vriend en leermeester Archie Wijngaarde. En we herkennen met vreugde zijn stamkroegen, Visser voorop, maar ook De Vrijheid, Centre Ville, Jongepier en Merz. De historicus Kees Klok geeft ons door zijn levendige weergave van ‘het wereldje’ uit die tijd een stuk eigentijdse geschiedschrijving dat de annalen waard is. Vreemd genoeg boeien de reisverhalen bezoeken aan Engeland en Frankrijk minder. Alsof de onzichtbare draad die al die diverse feitjes aan elkaar knoopt is doorgeknipt en pas na terugkeer in Dordrecht weer wordt opgepakt.