Hoe voelen mijn buren zich in de Hoge Nieuwstraat, binnenstad van Dordrecht? Ziet hun leven er nu anders uit? Frits Baarda is het ze zelf gaan vragen, met een microfoontje aan zijn oude vishengel
Journalist Frits Baarda

DORDRECHT. Corona is mijn straat binnengeslopen. Wat heeft het virus gedaan met mijn buren in de Hoge Nieuwstraat, Dordrecht? Ik ben het ze zelf gaan vragen. Met een microfoontje aan mijn oude vishengel verzamel ik hun verhalen. Portret van een gewone straat in ongewone tijden.

 

Wendy Bolleurs, 35 jaar, orthodontie-assistente, 3/5/20

Snottebellen

‘Op een dag, toen onze praktijk gedeeltelijk weer open was, kwam een jongen de wachtkamer binnen. In drie minuten tijd hoorde ik hem drie keer niezen. Corona, was mijn eerste gedachte. Dan mag hij hier helemaal niet zijn! We belden zijn ouders, die beweerden dat het om hooikoorts ging. En dan ga je toch beginnen. Ligt die jongen eindelijk in de stoel, alles gecheckt, maar helemaal vertrouwen doe je het niet. Wie zegt dat het echt hooikoorts is?

Angst is een groot woord, ik ben op mijn hoede. Het is nog steeds onduidelijk of het virus via kinderen kan worden overgedragen. De hele dag zijn er in de orthodontiepraktijk kinderen om me heen. Zouden ze het hebben? Je moet vertrouwen op de eerlijkheid van de ouders. Hebben ze snottebellen, dan wil je, nee dan moet je dat weten. Zonder vertrouwen doe je niets. We letten normaal gesproken al ongelooflijk goed op hygiëne, overal zijn bacteriën en ziektekiemen. Je bent er de hele dag mee bezig. Het is niet dat ik bang ben, het is mijn vak. Maar nu zijn we natuurlijk nog strenger.

Ik ben het vak bij toeval ingerold. Ik had zelf ooit een beugeltje en zo ben ik bij de orthodontist blijven plakken. Van de balie klom ik via opleidingen op naar de praktijk, ik werk er nu al achttien jaar. Normaal is het fijn werk, zeker als ik die blije kinderen zie. Beugel eruit, naar huis! Met corona is alles anders. Door alle extra beschermende maatregelen is het werk zwaarder.

Normaal zijn we al flink ingepakt. Maar in deze corona-tijd dragen we ook nog eens haarnetje, een faceshilt, zo’n beschermend masker, en een extra dik mondkapje, dat alle virussen weert. Voor lange behandelingen, bijvoorbeeld bij slijpen, gebruiken we een soort operatiejassen. Die zijn bij de polsen afgesloten, met handschoenen erover heen. De patiënt moet bij binnenkomst de handen desinfecteren en met een speciale vloeistof tweemaal de mond spoelen. Van dat spul gaan eventueel aanwezige bacteriën heel snel plat liggen.

Na het werk mag je met je werkkleding niet naar buiten. De witte jas, broek en afveegbare schoenen gaan in een tas en daar fiets ik mee naar huis. Als ik de straat in rijd, voel ik iedere keer opluchting. Ik ben weer thuis. Dan is het altijd even zwaaien, als de buren me zien. Het is een prettig soort sociale controle in deze rare tijden, er wordt aan je gedacht, je voelt je niet alleen.

Thuisgekomen zie ik in de spiegel nog de striemen van het mondmasker in mijn gezicht. Ik gooi mijn haar los en stap meteen onder de douche. De werkkleding gaat diezelfde avond in de was, waar je voorheen alles een paar dagen opspaarde. Alles schoon voor de volgende dag.’

Deze serie komt tot stand met steun van het Regionaal Archief Dordrecht.