Hoe voelen mijn buren zich in de Hoge Nieuwstraat, binnenstad van Dordrecht? Ziet hun leven er nu anders uit? Frits Baarda is het ze zelf gaan vragen, met een microfoontje aan zijn oude vishengel
Journalist Frits Baarda.

DORDRECHT. Corona is ongezien mijn straat binnengeslopen. Wat doet het virus met mijn buren in de Hoge Nieuwstraat, Dordrecht? Ik vraag het ze zelf en schrijf een verhaal. En maak een foto. Portret van een gewone straat in ongewone tijden.

 

Arja den Adel, 70 jaar, voormalig verpleegkundigeHet straatfeest

‘Vandaag vieren we de verjaardag van mijn lieve buurvrouw. Kitty is tachtig jaar geworden, even oud als mijn man Malcolm. Als buren geven we haar een bos bloemen en een geurtje van Douglas. En we organiseren een etentje op straat. Het is een soort straatfeest in kleine kring, op gepaste afstand, het voelt aan als een nieuw begin. Malcolm en ik doen voor het eerst na de corona-periode aan iets gemeenschappelijks mee.

Ik woon al dertig jaar in deze straat. Na mijn scheiding zocht ik iets voor mij alleen en toen viel mijn oog op dit oude schippershuisje. Later kon ik het huisje ernaast kopen en brak ik de muren door. Het bleek de leukste straat van Dordrecht te zijn. Ik kom uit Molenaarsgraaf en heb in Amsterdam, Londen en Antwerpen gewoond. Deze straat, met de oude kinderspeelplaats, is een dorp in een stad en voor mij de ideale combinatie. Ruim tien jaar woonde ik er alleen.

In 1999 was er een bijzonder feestje. Kitty en anderen hadden er lucht van gekregen dat ik zwaar verliefd was. Op mijn vijftigste had ik Malcolm leren kennen, een man uit Londen. Ze organiseerden speciaal voor mij op straat een English breakfast. Malcolm kwam uit Londen overgevlogen, hij bracht twee koeltassen met bacon en sausages mee. Een prille traditie werd ermee voortgezet. Ieder jaar aan het einde van de zomer is er weer een straatfeest bij de speelplaats. Kitty en ik namen de eerste jaren het voortouw.

Tot corona uitbrak was het leven in de straat zoals overal. Kinderen worden groot, mensen verhuizen en soms is er veel verdriet, zoals laatst met het onverwachte overlijden van Remco. De heftigste gebeurtenis in mijn eigen leven was de ernstige ziekte van Malcolm. Twee jaar geleden zat ik dag en nacht bij hem in het ziekenhuis, als zijn vrouw maar ook als verpleegkundige. Het heeft niet veel gescheeld, of ik had hem moeten laten gaan. In die moeilijke tijd ervoer ik de veiligheid van de straat. Ook als ik laat uit het ziekenhuis kwam, kon ik bij iedereen aanbellen om mijn hart te luchten. Bij mijn buren voelde ik me geborgen.

Ook de coronatijd zijn we goed doorgekomen. Als we de maatregelen in acht nemen, zeiden we tegen elkaar, lopen we het minste gevaar. Iedere dag maakten we een wandeling door straten waar bijna niemand was. Gezellige samenkomsten passeerden we gezondheidshalve. Thuis lieten we ons op de laptop virtueel rondleiden langs schilderijen in al die prachtige musea. We hebben beiden geen angst gehad voor het virus. De kans dat je het krijgt is klein. Ja, bij onvoorzichtig gedrag kan het gebeuren. Als Petrus langskomt, houd je hem niet tegen. Dan ga je dood, heel verdrietig, maar dat was het dan. Ik kan emotioneel zijn, maar mijn verstand beschermt me ook.

Nu we ouder worden, denken we aan verhuizen. In dit huis ontbreekt een werkplaats waar Malcolm zijn oude hobby’s kan beoefenen, het bouwen van scheepsmodellen en herstellen van antieke meubelen. We hebben een mooi pand gevonden aan de Kuipershaven, aan het einde van de straat, waar ook een fijne tuin is voor mij. Het afscheid moet langzaam gaan, want het is toch emotioneel. Gelukkig is er eind augustus weer het grote straatfeest, ditmaal op anderhalve meter, waar ik iedereen nog een keer kan zien voordat we weggaan.’