Hoe voelen mijn buren zich in de Hoge Nieuwstraat, binnenstad van Dordrecht? Ziet hun leven er nu anders uit? Frits Baarda is het ze zelf gaan vragen, met een microfoontje aan zijn oude vishengel
Journalist Frits Baarda.

DORDRECHT. Corona is ongezien mijn straat binnengeslopen. Wat doet het virus met mijn buren in de Hoge Nieuwstraat, Dordrecht? Ik vraag het ze zelf en schrijf een verhaal. En maak een foto. Portret van een gewone straat in ongewone tijden.

 

Matteo Visser, 47 jaar, meubelrestauratorDe poes Minnosh

‘Op zondag 15 maart was ik jarig. Ik zat op het terras van restaurant Lef, vlakbij deze oude smederij die ik verbouw tot mijn nieuwe woonhuis. Sinds mijn scheiding, anderhalf jaar geleden, ben ik alleen. Maar die dag kwamen mijn zus en zwager langs om er mijn verjaardag te vieren. Rond half zes liep de eigenaar van het restaurant plotseling het terras op en zei: ‘Om zes uur knetter ik jullie mijn tent uit. Ik moet dicht!’ De lockdown was ingegaan. Ik reageerde giechelig, er gebeurde iets geks. De maatregel had iets kinderlijks, alsof je iets stiekems had gedaan.

Mijn familie vertrok en ik ging naar mijn verbouwhuis aan de overkant. Wat moest ik de rest van de avond doen? Verhuizen, dacht ik, ik ga definitief verhuizen! Uit een opslag haalde ik mijn matras en sleepte die de trappen van mijn nieuwe woonhuis op. Het was geen opstandigheid, door corona diende zich gewoon de gelegenheid aan. Het was een aparte avond, ineens was ik thuis.

De volgende dag, een maandagmorgen, viel de stilte in. Het was geen normale stilte, hij was sereen. De geluidsdruk van de stad was weggevallen. Geen stemmen meer, geen autogeluiden. Het was alsof de natuur heel diep ademhaalde en weer uitblies en zei: zo klaar ermee, al dat gejakker. Ik heb ervan genoten. Maar het gevoel was dubbel. Ik had geen aanspraak, avonden achtereen was er niemand aan wie je je gedachten kwijt kon. Op een gegeven moment heb ik mijn mobiel gepakt en mezelf gebeld. Doet mijn telefoon het, besta ik nog?

In die periode viel mijn restauratiewerk ook stil. Dat gebeurt vaker, maar deze keer leek het anders. Komen er nog opdrachten, waar eindigt dit? Paniek was er niet, maar toch. Opeens diende zich onverwacht een kans aan. NRC Handelsblad benaderde me met een aanbieding voor een advertentie tegen hoge korting. Al hun grote adverteerders liepen weg, ze zochten nieuwe klanten. Tegen een symbolisch bedrag kon ik mijn diensten aanbieden in een grote advertentie met landelijke dekking. In het Paasweekeinde stond ik in de krant.

Het heeft me drie weken veel werk opgeleverd. Particulieren zaten gedwongen thuis en gingen verbouwingen voorbereiden. Ze hoefden toch geen geld uit te geven aan vakanties. Ze boden hun slechte meubels aan, waarvan de laadjes klemden of deuren niet goed meer sloten. In mijn werkplaats, achterin de oude smederij, kon ik alles op mijn gemak herstellen. Maar na het werk zat ik ’s avonds wel alleen thuis. En eerlijk, ik had behoefte aan een maatje. Netflix lost niet alles op. Via Marktplaats heb ik in Schiedam een poes gevonden, Minnosh, die nu de hele dag bij me is.

Minnosh bleek heel gevoelig. Op Tweede Pinksterdag zat ik samen met haar op het dakterras. Het was kort voor twaalven. Ineens ging haar kopje schuin omhoog en begon ze met haar ogen en oren te draaien, als bij een radarinstallatie. Ze hoorde iets wat ik nog niet hoorde. Er klonken weer rijdende auto’s en stemmen van terrassen, de geluiden leken samen te smelten in de atmosfeer. De serene stilte was verdwenen. En ineens realiseerde ik me hoe dat kwam. Om twaalf uur mochten de terrassen weer open! Het had iets hoopvols, het waren nieuwe geluiden uit normale tijden.’