DORDRECHT. Corona is ongezien mijn straat binnengeslopen. Wat doet het virus met mijn buren in de Hoge Nieuwstraat, Dordrecht? Ik ben het ze zelf gaan vragen. Hun verhalen schrijf ik op, daarna maak ik een foto. Portret van een gewone straat in ongewone tijden.
Geheime tekens
‘Het vlinderstrikje is de lach onder mijn baard. Het dasje is afkomstig van een Schotse vrijmetselaarsloge, maar het is ook een onderstreping van mijn karakter. Ik ben een opgewekte man. Het strikje houdt me jeugdig en weerhoudt me om boos te worden. Iedere dag draag ik er eentje, vijftig liggen er in mijn kast. Bij mooi weer draag ik hem en ook als het sneeuwt, altijd zonder jasje. Alleen bij regen neem ik een paraplu mee.
Mijn eerste vlinderstrikje kreeg ik zes jaar geleden van een andere vrijmetselaar. We waren beiden lid van dezelfde loge, het Heilig Koninklijk Gewelf uit Rotterdam, dat een connectie heeft met de Schotse tak. Zo ben ik ook al twintig jaar lid van de Dordtse loge La Flamboyante, die sinds 1812 zetelt in de Munt. Ruim twintig mannen komen daar iedere vrijdag bijeen, voor lezingen en andere samenkomsten. We werken er aan onszelf, in een omgeving van eeuwenoude symbolen en rituelen.
Het was een goed besluit om toe te treden, weet ik, anders was ik vast een heel vervelend mannetje geworden. Overtuigd van zijn eigen gelijk en vergetend om in de spiegel te kijken. Het is nog steeds een egoïstische bezigheid die ik beoefen, het onderzoeken van jezelf, maar ik doe het in broederverband.
Sinds 2014 ben ik groot-secretaris van Het Koninklijk Gewelf, wat inhoudt dat je ook internationale contacten moet onderhouden. Vóór corona reed ik regelmatig naar België en Duitsland, onze inner circle, en vloog ik naar Ierland en Schotland. Daar kwam je samen voor inleidingen en diners, compleet met doedelzakmuziek. Spanje en Hongarije stonden ook op het programma, maar het virus heeft reizen verhinderd.
Ik regel nu alles vanuit huis. Het gebouw van La Flamboyante hebben we moeten sluiten, er zijn geen installaties of inwijdingen meer. Normaal is er begeleiding als iemand geblinddoekt vertrekt vanuit een rituaal, maar dat kan niet meer. Hij zou tegen iets of iemand opbotsen. Het hele idee van symboliek is weg. Nu gaat alles via de computer, voor zover de leden daarover beschikken. We zijn de jongsten niet meer.
Via het scherm heb ik mooie inleidingen gehoord, maar de sfeer is weg en wat belangrijker is: ook de broederlijke aanrakingen. We zijn een vereniging van lijflijke ontmoetingen. We geven elkaar ter begroeting normaal een hand, met bepaalde tekens of kneepjes, geheime tekens als herkenning. In andere loges zijn ze zelfs knuffelig. Bij het Heilig Gewelf is er een korte omhelzing, een warm contact, als op een familiereünie. Maar het mag niet meer.
Vrijmetselarij is verbonden met symbolen en rituelen, maar corona schudt de boel door elkaar. Met de winkelhaak en passer, belangrijke symbolen, zeggen we al eeuwenlang: we zijn nu bij elkaar in deze besloten loge, komend uit een verwarde wereld. En nu is de wereld verwarder dan ooit. Daar komen we uit, dat weet ik zeker, het zal anders worden, maar de gedachte van de vrijmetselarij blijft bestaan.
Als we straks weer voor het eerst bijeen komen, zal ik vooral de spontaniteit missen. Het zal onveiliger aanvoelen. Ik ben oplettender geworden. Met mijn 73 jaar zit ik in de risicogroep. Maar ach, zo moet ik het niet zien. Mijn vlinderstrik zal me ook door deze onzekere tijden loodsen.’
Deze serie komt tot stand met steun van het Regionaal Archief Dordrecht.