Er wordt aan de weg gewerkt. De Krispijnseweg gaat op de schop en zal er straks weer strak uitzien. Net als het Weizigtpark. Waar ook volop wordt gewerkt. het vormt straks de prachtige opmaat voor een beter zichtbaar en vooral goed bereikbaar station met een fraaie entree en een fietsenstalling die de gribuszooi die de Krispijnse kant van het station nu kenmerkt, voor altijd wegneemt.
So far, so good. Ik weet, waar gehakt wordt vallen spaanders. Toch gebeuren er dingen die ik simpelweg niet begrijp. Het credo van de gemeente is ‘schoon, heel en veilig’. Dat willen we natuurlijk allemaal graag. Als er wordt gewerkt, lukt dat natuurlijk niet voor de volle 100%. Maar… waarom worden er boompjes omgezaagd en blijven ze dan dagenlang op de stoep liggen? Waarom kijken wij bij het duurzaamheidscentrum al weken, maanden zelfs aan tegen afgezaagde leilindes, waarvan we nog een mooie lente hadden kunnen genieten?
Wat is er de lol van boompjes op deze wijze alvast (uit de) weg te ruimen? Is het om de omwonenden te laten wennen aan de kaalheid? Om straks de blijdschap groter te maken als er weer boompjes worden geplaatst? Iele sprietjes groen die dan zeer welkom zijn, omdat iets beter is dan niets? Bomen worden te vaak en te gemakkelijk als eenvoudig vervangbare onderdelen in de openbare ruimte gezien. Die gemakzuchtige manier van denken, is wat mij vooral zorgen baart. Op tal van plekken in de stad is er immers volop werk aan de winkel om meer groen toe te voegen in de directe leefomgeving van heel veel Dordtenaren. Niet alleen omdat het goed is tegen hittestress. Of helpt bij klimaatadaptatie. Het maakt mensen vooral gelukkiger, omdat hun leefomgeving er wat beter en gezelliger uitziet.
Met de Krispijnseweg en het Weizigtpark komt het vast allemaal goed. Al gaapt er tussen ambitie en uitvoering een grand canyon. Al kan het in de uitvoering wat vriendelijker en zorgvuldiger. “Misschien wordt het morgen beter, maar het wordt toch nooit goed”, zong Cornelis Vreeswijk ooit. Wellicht had hij het mis.