Om mijn pols hangt een dun wollen draadje. Rood. Juist omdat het zo dun en licht is, blijkt het sterk. Het kunstwerk van Marije over Corona en Dordrecht, Wantijs, bij het stadhuis, raakt me. Zoveel mensen heb ik gesproken en alles rondom dit thema roept op tot wrijving, maar ook verbondenheid. Met bijvoorbeeld de mensen die stil zijn en zich vrijwel niet laten zien en horen. Die inmiddels meer dan een jaar nauwelijks naar buiten konden. Mensen die voelen dat ze niet meer welkom zijn. Dat geldt specifiek voor jong, maar net zo hard voor oud. Wie werk had, kon door, kwam onder de mensen, tenzij er thuis werd gewerkt. Zelden heb ik een tijd meegemaakt waarin er door zoveel mensen van verschillende pluimage om me heen, stevige oordelen over anderen werden geveld. De vraag is welke van die oordelen zijn voortgekomen uit direct, ervaren, eigenbelang. Er zijn oorspronkelijke samenlevingen, die een grote cirkel maken, als er lastige onderwerpen besproken moeten worden in de gemeenschap. De begeleiders van zo’n bijeenkomst zorgen ervoor dat er een ‘token’ is, een symbolisch voorwerp, dat door iedereen aanvaard wordt. Dat wordt in de kring doorgegeven. Iedereen die het token vasthoudt, heeft het woord. Anderen mogen dan niets zeggen, geen weerwoord geven. Iedereen zonder uitzondering in de cirkel komt aan het woord. Het zou fantastisch zijn, als we elkaar op een dergelijke manier, met al onze achtergronden konden horen, om er vervolgens over na te denken, voordat we een oordeel vellen dat een ander raakt.
Mijn wollen draadje herinnert me aan kwetsbaarheid en ik ben dankbaar voor de mogelijkheid dat te laten zien en te kunnen delen