Achter de Biesboschhal (foto: Gertjan kleinpaste)

Het kabinet is gevallen en Rutte kondigde zijn vertrek uit de politiek aan. Daarmee was het toch een tamelijk tumultueuze week. Vrij onverwacht moeten politieke partijen zich weer op hun mooist laten zien en de kiezers paaien. op 22 november schijnt het zover te zijn dat wij allemaal weer een hokje rood mogen kleuren.

Bij een aantal partijen zal het leiderschap er anders uitzien dan in het voorgaande decennium. Wellicht een kleine kans op de nieuwe bestuurscultuur die de laatste jaren alweer met de mond werd beleden, maar nog niet in gedragsverandering en daden zichtbaar is geworden.

De val van het kabinet was op zijn zacht gezegd curieus. De bananenschil was het vraagstuk van de migratie. Daarover bestaan binnen de verschillende partijen even zovele verschillende beelden. Beelden die een beleving weergeven van het probleem. De beoordeling van feiten en een verschil van opvatting hoe je die moet duiden lag aan de controverse ogenschijnlijk nauwelijks ten grondlag. Het debat over de val van het kabinet moest het ook goeddeels zonder feitelijke informatie stellen. Dat wordt het snel een gegoochel met cijfers, omdat iedereen zijn eigen werkelijkheid creëert.

Zo mondt zo’n debat uit in een doelloos debatteren vanuit parallelle werelden die zover uiteenliggen dat het er niet uitziet als één landsbestuur. Het is natuurlijk maar een kleine voorbode van wat ons de maanden te wachten staat. In de campagne zal het ‘narratief’ dat iedere partij ongetwijfeld lanceert het glansrijk winnen van de feiten. De werkelijkheid wordt ongetwijfeld mooier voorgedaan dan ze is en de accentverschillen zullen groot zijn. Het is vaak ook heel erg selectief winkelen in de schappen van de supermarkt waar de feiten te koop zijn. “Nadenken is zwaar, daarom oordelen de meeste mensen”, zei Carl Gustav Jung ooit. En oordelen gebeurt steeds vaker feitenvrij.  

De actieve leden van de plaatselijke afdelingen van de landelijke partijen kunnen hun campagnejasjes weer uit de kast trekken. Wij gaan ze ongetwijfeld tegenkomen op straat. Ik hoop van harte dat ze erin slagen hun campagnestrategie te richten op het benadrukken van de overeenkomsten tussen partijen en niet op het uitvergroten van de verschillen. Al heb ik inmiddels al zoveel campagnes van nabij meegemaakt, dat ik goed snap dat zoiets ijdele hoop is. 

Wat ik zal gaan stemmen? Steeds vaker val ik in de categorie die we van oudsher ‘de zwevende kiezer’ noemen. Twee kernwoorden bepalen mijn politieke voorkeur; de woorden: sociaal en liberaal. Daarbij telt voor mij niet wie deze woorden het grootst op hun affiches zet, maar wie ze het meest geloofwaardig in de praktijk brengt. De keuze zal dus niet gemakkelijk zijn. Ik ben bang dat ik nog aardig wat over het water zal staan te turen, voordat ik weet wat ik op 22 november in het stemhokje zal doen.