(Interieur Kunstkerk zoals het jaren is geweest)

Er komt geen stadsdebat over het ontwerp voor de Kunstkerk. Wethouder Sleeking vond dat geen goed idee en is blij dat de verbouwing van de verpauperde kerk tot culturele hotspot nu eindelijk kan beginnen. Hoewel ik het vaak oneens ben met deze wethouder zag ook ik niets in een stadsdebat over het ontwerp voor de Kunstkerk en met name dan over die achtergevel die Studio Job ontwierp.

Ik vraag mij af of er veel gebouwen van Hundertwasser in Wenen zouden staan als daarover eerst een stadsdebat zou zijn gevoerd. Of Barcelona haar Sagrada Famila zou hebben gehad. Of we ooit een voet in het Guggenheim hadden kunnen zetten. Het Evoluon hadden kunnen bezoeken of het Groninger museum. Als we hierover eerst steeds een stadsdebat hadden gevoerd.

Over smaak valt immers niet te twisten. Laat staan dat erover te debatteren valt. Zo’n debat blijft hangen in opvattingen over de kwaliteit van het ontwerp en over de verschillende manieren om dat te appreciëren. Het wordt gedomineerd door de woorden ‘mooi’ of ‘lelijk’. Belangrijk lijkt mij dat er, zoveel jaren later dan de bedoeling was, een culturele hotspot wordt ontwikkeld die een logische verbinding vormt tussen het Dordts Museum in de Museumstraat en de leukste bioscoop die Dordrecht kent. Dat er een icoon wordt toegevoegd aan de stad.

Of het nu mooi gevonden wordt of juist niet. Het ontwerp getuigt van lef. Er wordt iets neergezet dat in het oog springt. Misschien de tongen losmaakt. Iets dat in deze verschijningsvorm een markant punt in de stad zal zijn. Een gebouw dat niet aanschurkt tegen de roemrijke historie van de stad, maar alvast een forse knipoog geeft aan haar veelbelovende toekomst en alle muzen die de kunstwereld rijk is.