Foto: Gertjan Kleinpaste
Het is alweer een jaar of tien geleden dat ik in een onderzoek las dat het overgrote deel van de Britten de eigen buren niet of nauwelijks kent. Het verbaast me niet. Ik denk dat het in Nederland niet anders is. Al was het maar omdat we de publieke ruimte zo inrichten dat iedereen liefst op een holletje z’n eigen gezellige huisje in wil rennen.
Wie mij een beetje kent, weet dat ik van architectuur en een goed ontworpen publieke ruimte hou. Die mag strak en modern zijn. Iconisch, Weelderig en zeker appelleren aan Jugendstil en Art Nouveau. Daar ligt een duidelijke voorliefde van me.
Die mag – nee moet – altijd omgeven zijn door bomen, heesters, groenaccenten. Al lang voordat hittestress een probleem vormde, decennia voor de verticale tuin en groene daken snapte iemand als Hundertwasser dat. Ik word blij van de fraaie tuin die het markante pand ‘De Holland’, thuisbasis van het Onderwijsmuseum, een ontwerp van Sybold van Ravesteyn, omzoomt. De tuin van Kunstmin is op haar best met een zomerse buiteneditie van Kunstmin Live. De kap destijds van de fraaie boven in de Museumstraat was een misdaad tegen de menselijkheid.
Groen in onze directe leefomgeving fleurt ons op. Draagt direct bij aan ons welbevinden. Vooral als het niet verschoond blijft van zwerfafval en hondenpoep. Groen maakt ons vriendelijk. Misschien helpt het ons zelfs de voordeur open te gooien en ons te verbinden met de buren. Zoals dat vroeger in volkswijken gebeurde. Waar mensen op het stoepje voor de deur zaten en uitkeken over de straat. Waar geen twee rijen auto’s langs de trottoirs stonden, maar ‘stoeprandje’ werd gespeeld of werd gevoetbald op de straat.
Vooruitgang heeft een prijs. Soms vraag ik mij af of die op het vlak van ons welbevinden en de op teveel plekken desolate leefomgeving niet te hoog is. Een grondige herijking van de publieke ruimte, ook als dat grote investeringen vraagt, wordt steeds belangrijker en steeds meer noodzakelijk. Om te voorkomen dat we gek worden met elkaar en vooral van elkaar.