In de twee voorafgaande berichten pakte ik de 10 enveloppen uit die op een en dezelfde dag op de voordeurmat vielen. Nu tijd voor reflectie op deze manier van bedelen.

Tja wat moeten we ervan zeggen als je de stapel over ziet. Het lijkt wel of ze allemaal de zelfde cursus fondsenwerving hebben gevolgd. Zo ongeveer:
Les 1: gebruik de envelop voor een aandacht trekkende foto en tekst. Een fakepostzegel doet het goed.
Les 2: Maak het persoonlijk. Zet er een liefst schrijnend zielig verhaal bij met naam, toenaam en foto.
Les 3: Mijd het sentiment niet. Omarm het. Woorden als Aangrijpend of Hartverscheurend doen het prima
Les 4: Laat je gezicht zien. Zet onder de brief je naam (liefst in schrijfletters) en foto. Dan ziet de milde gever dat hij niet van doen heeft met een onpersoonlijke bureaucratische organisatie maar met levende diepbewogen mensen. Maak ook je brief heel persoonlijk. (Ik was gegrepen..)
Les 5: Noem concrete bedragen. Dat geeft een handvat voor het te storten bedrag.
Les 6: Voeg een vel of een glossy toe met verder reikende informatie.
Les 7: Vergeet de antwoordenvelop niet voor de acceptgirokaart

Het viel me trouwens op dat er dit keer geen cadeautje bij zat. Ik kreeg eerder wel zomaar een stapeltje kerstkaarten waar je niet om gevraagd hebt. Een balpen scoort ook hoog. Of adresstickers met je naam. Het Leger des Heil stuurde ons rode sokjes.
Wat ik ook miste: de onderstrepingen. Dat was vroeger verplicht leek het wel. Nu trof ik ze alleen aan bij het Rode Kruis. Maar voor de strepen zijn tegenwoordig de vette letters in zwang. Dat is ietsje minder hinderlijk.

Deze hele berg leed overziend vraag ik me af: wat te doen? Hoe kan ik de bak ellende van Anne afwegen tegen die van Esther? Gaat Nederland boven Syrië ? Is Ariette sympathieker dan Merel? Net zo moeilijk als: Wat is belangrijker: Zwemles of schoollunch?
Onze dochter Marijke heeft de oplossing gevonden. Ze opent niet één bedelbrief maar geeft aan het eind van het jaar een fors bedrag ineens aan de doelen die zij heeft geselecteerd. Ik kan ook de klassieke methode om sollicitatiebrieven te selecteren gebruiken: gewoon boven aan de trap alle brieven nar beneden laten vallen. Wie het verst komt is de uitverkorene.
Ik heb voor mijzelf een eenvoudige stelregel bedacht: Hoe dikker het pak, hoe minder de zak. Als die vragende club zoveel geld heeft voor sjieke glossy’s, balpennen of stapels kerstkaarten, dan hoef ik ze niet meer te spekken. Ik geef toe: ik ben niet zo consequent dat ik hun lokkertjes terug stuur in de bijgevoegde antwoordenvelop. Ik gebruik de ballpoint en de adresstickers schaamteloos onder het motto: al te braaf is ook niet gaaf. Voor het Leger des Heils maak ik een uitzondering. We houden de sokken maar storten toch.
Ja, zo blijkt dat sympathie ook een rol speelt. Wat het nog moeilijker maakt: we weten dat er morgen weer enveloppen op de mat liggen van de Bouworde, Artsen zonder Grenzen, de vrienden van Pater Peters, de Adventsactie of het Universitair Asielfonds. Doe iedereen maar 25 euro zeg ik tegen Ada.

Wat ik me stiekem ook afvraag: geven die instellingen hun adressenbestand onderling door? Ik krijg keurig geadresseerde brieven van mij totaal onbekende goede doelen.
En wat ook zo hinderlijk is. Eenmaal gegeven blijf je voor eeuwig bij hen ingeschreven. Je komt nooit meer van ze af. En ze bellen je op of sturen studenten aan de deur die beweren dat het voor jou veel makkelijker is als je een machtiging afgeeft voor een maandelijkse donatie. Of nog beter als je voor 5 jaar tekent want dan mag je meer van de belasting aftrekken.

O, ja. Ik zou het bijna vergeten: er liggen twee echte kerstkaarten onder op de stapel.